De eerste besprekingen over de ontwerpen van C.B. Posthumus Meyes jr., die al lang, samen met zijn vader de vaste architecten zijn, vinden plaats op 2 juni 1936 en uiteindelijk wordt dit ontwerp gekozen. Op 30 juni 1937 wordt de opdracht voor de nieuwbouw gegund aan de aannemer J. van Rossum uit Den Haag. De gemeente is hier blij mee, want de werkeloosheid is dan erg hoog. De bank verhuist per 1 september 1936 tijdelijk naar de Keizersgracht 569-571, het gebouw waarin voorheen o.a. de bank Proehl & Gutmann in zat. Dan kunnen de twee oude panden, Keizersgracht 666 en 668 worden afgebroken en van Keizersgracht 664 wordt alles drie meter achter de gevel ook geheel gesloopt. Alles wordt opnieuw gefundeerd, ook met het oog op de grote, zware bomvrije kluizen. Hiervoor wordt het terrein tot op acht meter diep uitgegraven. De kluizen komen op vier meter onder de waterlijn. Op 7 juni 1938 wordt de eerste steen gelegd door J.W. van Putten-Vogels en L.P. Westerling-Legras, de vrouwen van de toenmalige directeuren van de Bijbank. Er is dan al een fundament voor het gebouw gelegd.
Eind mei 1939 is het gebouw gereed en verhuist het kantoor weer terug naar het nieuwe gebouw. Op 1 juni 1939 wordt het officieel in gebruik genomen. Het pand, Keizersgracht 664, waarvan de gevel weer gerestaureerd is, daarin zit de lift en de diensttrappen. Dit deel van het kantoor wordt ‘s avonds met rolluiken afgesloten van de rest van het gebouw.
In het nieuwe gebouw is een grote hal gemaakt en is op de nieuwe trap de oude, mooi gesneden trapleuning uit Zeerust gezet, die wel met veel moeite en stoom de nieuwe, ronde vorm van de trap volgt. Er is lang gepast en gemeten om de leuning passend te krijgen. Ook heeft de hal een mooi glas-in-loodraam van professor Campendonk. Om de, zeer lichte, hal zijn de verschillende kantoren gelegen. Overal zijn de kleuren licht gehouden, zodat het in de kantoren overal heel licht is en er modern uitziet.
Maar de koffiekamer op de begane grond heeft een andere uitstraling, meer huiselijk waar het personeel juist in een andere omgeving moet komen. Ook hier een glas-in-loodraam, dat de behouden thuiskomst van de koopman Houtman(1565-1599) in 1597 uit Indië moet voorstellen.
In de vergaderzaal op de bel-étage is door de beeldhouwer Gerrit van der Veen een mozaïek gemaakt van de bakstenen, afkomstig van de gesloopte panden, voorstellende Jan Pieterszoon Coen. Verder zijn afgebeeld de wapens van Hoorn, Batavia en de Oost-Indische Compagnie. Hij heeft ook de consoles van het balkon boven de voordeur gemaakt.
Op de tweede verdieping is de boekbinderij en de woonruimte voor een conciërge.
In het souterrain zijn de kluizen met de kluishal, de ketelruimte en de pakruimte ondergebracht. De kluizen liggen op 4 meter onder N.A.P. en er zijn ook al voorzieningen getroffen voor de verwachte oorlog. Zo is de kluishal tevens een bomvrije vluchtruimte voor het personeel met mechanische ventilatie en een eigen elektriciteitsnoodvoorziening. Dit is uiteraard ook het geval voor de kluisruimtes. Indertijd was het gebruikelijk om rond de kluizen een inspectiegang te hebben. Deze omloop was voorzien van spiegels, zodat vanuit een punt de hele gang te overzien is.
Na de nationalisatie is de tweede etage in 1954 in opdracht van de Bank Indonesia door C.B. Posthumus Meyjes jr. in samenwerking met ir. K. Bakker en H.A. Dicke gewijzigd.
In 1992 heeft de bank het gebouw verlaten en is het naastliggende huis, Keizersgracht 664 verbouwd tot appartementengebouw. In Keizersgracht 666-668 zijn andere kantoren gekomen.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.